Direct naar artikelinhoud
NieuwsCijfers CBS

Cijfers CBS: aantal huishoudens met laag inkomen blijft stijgen

Ondanks de economische groei is het aantal huishoudens met een laag inkomen (minder dan 1.960 euro voor een paar met twee kinderen, 1.040 euro voor een alleenstaande) in 2017 gegroeid tot 599 duizend. Dat is 8,2 procent van alle huishoudens. In 2016 waren dat er nog 572 duizend. Die stijging was voor een derde het gevolg van het grote aantal vluchtelingen.

Vrijwilligers van de Voedselbank Groningen selecteren producten op datum.Beeld Harry Cock / de Volkskrant

Dat blijkt uit cijfers die vandaag zijn gepubliceerd door het CBS. Het Centraal Planbureau berekende eerder dat het aantal gezinnen met een laag inkomen dit jaar ongeveer gelijk blijft, en dat het volgend jaar weer zal dalen naar 7,5 procent: onder het niveau van 2016.

De armoede blijkt ook uit andere cijfers eerder te groeien dan te krimpen. Er zijn steeds meer gezinnen die langdurig in de armoede zitten. In 2017 hadden 227 duizend gezinnen al voor het vierde achtereenvolgende jaar een laag inkomen, namelijk 3,3 procent van de huishoudens. In 2014 had nog maar 2,7 procent van alle gezinnen vier jaar of langer een laag inkomen. Van de gezinnen met een lage opleiding zat ruim 6 procent al vier jaar onder de armoedegrens.

Wat opvalt aan de cijfers, is dat de kans op armoede het minst is bij mensen die net hun AOW krijgen. Uit eerdere cijfers van het CBS blijkt dat de koopkracht van ouderen de afgelopen tien jaar is gedaald, terwijl die van bijna alle andere groepen is gestegen. Dat komt doordat de aanvullende pensioenen al enkele jaren niet meer (helemaal) meegroeien met de inflatie. Desondanks komt armoede erg weinig voor in deze categorie.

Weinig armoede 67-jarigen

Bij de groep tussen 60 en 66 jaar is de kans op laag inkomen nog 9 tot 11 procent, als gevolg van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Deze groep is flink getroffen door de crisis, en een flink deel van hen is die klap nooit te boven gekomen. Onder 67-jarigen is de kans op armoede juist heel klein: 2 procent, lager dan in enige andere leeftijdscategorie. Alleen al met de kale AOW komen ouderen boven de lage-inkomensgrens uit, en de meeste ouderen hebben nog wel een aanvullend pensioen.