Direct naar artikelinhoud
CasusJeugdzorg

Resultaatgerichte hulpverlening is steeds meer van belang binnen de jeugdzorg, maar hoe werkt dit in de praktijk: een casus

‘Resultaatgericht werken’ is de nieuwe werkwijze in de jeugdzorg. De hulpverlening in de regio Haaglanden is er al mee bezig. Gemeente en hulpverleners stellen vooraf doelen voordat ze een jongere gaan helpen. Maar de werkelijkheid laat zich niet altijd in die doelen vatten, blijkt uit een casus.

Desiree Joosen, Mariska Blonk en Emily Janssen (vlnr) werken als hulpverleners beter samen in het Integraal Ambulant Team.Beeld Marcel van den Bergh / de Volkskrant

1. De melding

Een bezorgde moeder bezoekt het gemeentelijke jeugdwijkteam in Delft. Haar zoon (14) ligt dagenlang depressief in bed en gaat al maanden niet meer naar school. Gamen is het enige dat hij doet. Het contact met zijn vrienden is verwaterd. Soms denkt hij aan zelfmoord. Eigenlijk is hij wel klaar met de hulpverlening. Want met de bemoeienis van een reeks hulpverleners is hij in de afgelopen jaren weinig opgeschoten. Daarom komt hij niet opdagen bij de psycholoog, en de maatschappelijk werker hoeft hij ook niet te zien. Zijn moeder heeft niet genoeg overwicht om haar zoon uit bed te krijgen, op weg naar school en naar een mogelijke behandeling voor zijn psychische problemen. Ook de leerplichtambtenaar vindt dat er nu echt iets moet gebeuren.

2. Integraal Ambulant Team wordt ingeschakeld 

Een complex probleem, oordeelt het jeugdwijkteam. Daar moet het Integraal Ambulant Team (IAT) op worden gezet. Daarin werken de organisaties Jeugdformaat (Jeugdhulpverlening), GGZ Delfland (jeugd-gzz) en Ipse de Bruggen (gespecialiseerd in licht verstandelijke beperkingen) samen. Sinds 2015, toen de gemeenten verantwoordelijk werden voor de uitvoering van de jeugdzorg, gaat niet langer iedere hulpverlener op eigen houtje op pad. Bij complexe problemen bepaalt het IAT samen met de gemeente wat het doel is van de hulpverlening. En hoe hulpverleners zo optimaal mogelijk kunnen optreden om dit te bereiken. Per gezin krijgt één hulpverlener de leiding. Die is ook verantwoordelijk voor de veiligheid van de jongere, als die bijvoorbeeld dreigt met suïcide. In deze casus neemt hulpverlener Desirée Joosen van Jeugdformaat de leiding. Ze werkt samen met GGZ Delfland.

3. Einddoel wordt bepaald

De gemeente Delft, die de jeugdzorg betaalt, bespreekt met Joosen wat de hulpverlening moet bereiken. Ze stellen het doel dat de jongen weer naar school gaat, een normaal vriendennetwerk heeft en wordt behandeld, zodat hij niet langer depressief en angstig is. Het is volgens Joosen belangrijk dat de gemeente nauw betrokken is, omdat de gemeente uiteindelijk beoordeelt of de doelen zijn behaald. ‘Als gemeenten resultaten willen, moeten ze duidelijk maken wélke resultaten. Delft is een betrokken gemeente waarmee wij goed samenwerken.’ Elke zes tot acht weken wordt de voortgang bekeken.

4. De eerste kennismaking

Hulpverlener Joosen en een vertegenwoordiger van de gemeente Delft bellen in het voorjaar voor het eerst aan bij het gezin. Het is een uur of twee ’s middags maar de jongen ligt nog in bed, en heeft geen zin in een gesprek met hulpverleners die hem gaan vertellen wat hij moet doen. Zijn moeder moet flink op hem inpraten voor hij eindelijk plaatsneemt op de bank. Joosen vertelt hem over haar team. ‘Heb je een bijzondere vertrouwenspersoon?’, vraagt ze, ‘bij wie je je hart lucht?’ Een naam heeft de jongen niet meteen paraat. Maar hij is zichtbaar opgelucht dat hem niet meteen van alles wordt opgelegd.

5. Tweede bezoek, een week later

Bij het tweede bezoek van Joosen zit de jongen al op de bank, de blik in zijn ogen is nog wantrouwend. Hij noemt de naam van zijn vertrouwenspersoon, een oom. Die mag van hem meepraten over hoe het verder moet met hem. Het voordeel van deze aanpak met een ‘ingebrachte mentor’ is dat niet de hulpverlening bepaalt wat er moet gebeuren. De jongere en zijn omgeving hebben daarin een grote stem. De jongen moet zelf aan zijn oom vragen of die wil meewerken.

6. Derde bezoek, weer een week later

Bij het derde bezoek van Joosen aan de moeder en de zoon is de oom er ook. Hij voelt zich vereerd dat zijn neef hem heeft gevraagd om mee te denken, en is blij dat hij hem kan helpen. Ook een medewerker van GGZ Delfland is er. De jongen zelf zit op zijn kamer. De oom doet namens hem het woord, en vertelt wat ze hebben besproken. De jongen voelt zich ongelukkig door een negatief zelfbeeld. Dat wil hij graag verbeteren, hij wil zich graag beter voelen. Dat is belangrijk, zegt Joosen: de gemeente en de hulpverleners kunnen wel allerlei doelen stellen, de jongere moet het ook willen. Anders gaat het zeker niet lukken.

7. Naar een instelling

In een reeks gesprekken die hij met zijn oom voert, vertelt de jongen dat hij met hulpverleners praten lastig vindt. Joosen en GGZ Delfland spreken ondertussen met de moeder over wat een depressie is en wat je er aan kunt doen. Na een maand bemoeienis is de jongen ervan overtuigd geraakt dat hij hulp nodig heeft. Hij meldt dat hij wil worden opgenomen in een instelling die zijn psychische problemen kan verlichten. Jeugdformaat gaat een plek voor hem zoeken.

8. De eindanalyse: is het gestelde doel bereikt?

Nee, nog niet. Joosen: ‘Dit was in deze korte tijd het hoogst haalbare. Uiteindelijk zal meer vooruitgang worden geboekt. Maar het zal langer duren en er is meer inzet nodig. En dat gaan we nu doen.’ Het resultaat is volgens haar zeker beter dan als er niet met een vastgesteld doel en een integraal plan was gewerkt. Want dan was de jongen wellicht weer doorverwezen naar een psycholoog waar hij niet op de afspraken zou zijn verschenen.

Uit deze casus, die volgens de hulpverleners niet uitzonderlijk is, blijkt ook hoe lastig het is om complexe problemen bij jongeren aan te pakken. Al doende zijn er soms andere uitkomsten dan vooraf als doel gesteld. Belangrijk is daarom dat de gemeente nauw betrokken is als er zogeheten ‘resultaatgericht’ wordt gewerkt, beklemtoont Joosen. ‘Zodat de gemeente ook inziet dat het in zo’n lastige situatie al winst is dat de jongen zelf zegt dat hij wil werken aan herstel, en niet meer de hele dag in bed ligt.’

Omwille van de privacy zijn enkele details veranderd.

Resultaatgerichte hulp moet jeugdzorg efficiënter en goedkoper maken
‘Resultaatgerichte hulpverlening’: de psychiatrie kreeg er eerder dit jaar al mee te maken, nu is de jeugdzorg aan de beurt.