Direct naar artikelinhoud

Ook het Frans Hals Museum is overgegaan op een paardemiddel: oud en nieuw combineren. In Rendez-vous met Frans Hals vraagt dat veel van de kijker

De vernieuwde collectie-opstelling biedt een afwisselend maar ook wisselvallig geheel.

Frans Hals HofBeeld GJ van Rooij

Het Frans Hals Museum en De Hallen zijn een setje, hoera. De twee Haarlemse kunstinstellingen werden al bestierd door dezelfde organisatie en ­directeur, maar nu opereren zij ook voor de buitenwacht onder één vlag. Zij kregen een identieke huisstijl en website alsook nieuwe namen, te weten Frans Hals Museum: Hal en Frans Hals Museum: Hof. De eenwording werd ingeluid met Rendez-vous met Frans Hals, een vernieuwde collectie-opstelling, verdeeld over de twee locaties: oude én hedendaags kunst. ‘Transhistorisch’ noemt men dat combineren in Haarlem.

Het is een beproefde methode. Iemand als oud-Stedelijk directeur Rudi Fuchs maakte er naam mee, en ook op dit moment zijn er tal van instellingen (zoals bijvoorbeeld het Kunsthistorisch Museum in Wenen), die experimenteren met geinige beeld­rijm en thematische gelijkenissen dwars door de geijkte kunsthistorische barrières heen. Een Vermeer naast een Piet Mondriaan, een Piet Mondriaan naast een Ryman, en ­Ryman naast die jongedame die twee jaar geleden nog op de academie zat – het combineren van oud en nieuw is stilletjes aan verworden tot museologisch paardemiddel, zij het vaak tijdelijk. Het Frans Hals Museum, vermaard om zijn 16de- en 17de-eeuwse meesters, maakt het echter tot vast speerpunt van haar beleid.

'Denken als een kunstenaar'

‘Het nieuwe Frans Hals Museum wil niet alleen denken als een kunsthistoricus maar ook als een kunstenaar, door de grenzen van tijd en ruimte heen’, lichtte directeur Ann Demeester de nieuwe koers eerdaags toe. Binnen de brave en behoudzuchtige wereld van de oude kunst mag dat gelden als stoer en eigenzinnig en dus prijzenswaardig. Tegelijk: die ‘grenzen van tijd en ruimte’ zijn er niet zomaar. Hals’ (kunst)wereld was niet onze (kunst)wereld. Zijn vorming verschilde wezenlijk van die van een contemporaine maker; tussen hem en een schilder als Michaël Borremans bestaat geen ononderbroken lijn. Maar in Rendez-vous hangen ze bijeen.

De opstelling bestaat uit een stuk of twintig minipresentaties, alle rond de naamgever van het museum en ­ingericht door de vaste medewerkers plus enkele gastconservatoren onder wie schrijvers en kunstenaars – een afwisselend en ook wisselvallig geheel. Er is een bijdrage waarin medicijnen-studenten diagnosen leveren op grond van uiterlijke eigenaardig­heden van Frans Hals modellen (leuk); er zijn Frans Hals-achtige fotozelfportretten met kragen en kapjes gemaakt van goedkoop wegwerpspul (leuk, maar een beetje afgezaagd); er is een bijdrage waarin naar aanleiding van een lang geleden gesplitst huwelijksportret onder meer een reeks ontboezemingen van gescheiden geliefden is opgetekend (leuk voor het Volkskrant Magazine). Het heeft allemaal een hoog gelegenheidsgehalte. En dan is er dus nog dat combineren van oud en nieuw.

Bovengemiddelde dosis welwillendheid

Zijn ze overtuigend, die combinaties? Ook hier geldt: het is een allegaartje. Anton Henning levert macabere variaties op een portret van een onbekende burgerman door Verspronck, met peuk, als skelet, als clown, vaardig en smakelijk geschilderd. Directeur Ann Demeester hing een recent doek van Michaël Borremans van een stel enge, diabolisch rode peuters in de buurt van Van Haarlems 16de-eeuwse spektakelstuk De kindermoord in Betlehem. Bebloede kinderen, afgeslachte baby’s – ik snap het wel. Meer combinaties hier vragen om een bovengemiddelde dosis welwillendheid van de kijker. En écht dwingend of inzichtelijk wordt het niet vaak.

Neem het zaaltje van schilder Jan Andriesse, bijvoorbeeld, waarin Hals’ Regentessen van het Oudemannenhuis wordt gepaard aan een hoog, zwart, monoliet-achtig schilderij van Ad Reinhardt. De twee werken hadden in de kunstenaars jongere jaren op hem het ‘effect van een visuele blikseminslag’ – waarvan akte. Wat hen bindt, is de kleur zwart en dat er in dat zwart allerlei andere kleurtonen schuilgaan (onder meer rood en blauw bij Reinhardt). Maar in praktijk negeren de werken elkaar als vreemden in een lift. Dat is geen rendez-vous. Dat is een blauwtje lopen.

Rendez-vous heeft een tweede deel, in Hal

‘Frans Hals’ is niet enkel de werken die van hem bewaard bleven; hij is evenzeer de werken die verloren zijn gegaan. Deze bekende onbekende Frans Hals staat centraal in het tweede deel van Rendez-vous (in Hal, aan de Grote Markt), een machtig fascinerend project dat door de te vrije invulling niet lekker uit de verf komt.

Exemplarisch is de bijdrage van Saskia Noor van Imhoff en Arnout Meijer, Maakproces. Het bestaat uit platte, perspex bakken met daarin draadjes en lampjes alsook brokken van een gipsmal van een onbekend object, ‘raadselachtige sculpturen’ aldus de muurtekst. Ook is er iets met geluid dat werd omgezet naar een ‘grafische weergave van geluidsgolven’.

Raadselachtig, inderdaad.

Wat heeft dit met Hals te maken? Nou, van hem zijn ook talloze kopiëen en vervalsingen in omloop en ook daarvan is vaak niet duidelijk hoe een en ander zich tot elkaar verhoudt.

Juist.

Andere bijdragen zijn wel raak. Melvin Moti toont in de nok van het museum zijn beeldloze film van een suppoost die in de lege Hermitage soldaten langs weggehaalde Rembrandts leidt. Zit je toch een paar minuten niet te kijken naar mensen die geen schilderijen zien. Fraai.