Direct naar artikelinhoud
De gidsBeter/leven

Kun je van een allergie afkomen door je bloot te stellen aan dat waar je niet tegen kunt?

Antwoord op lezersvragen over gezondheid, voeding, leefstijl en psyche. Deze week: Kun je van kattenallergie (en andere allergieën) afkomen door jezelf juist extra bloot te stellen aan datgene waar je niet tegen kunt?

Kun je van een allergie afkomen door je bloot te stellen aan dat waar je niet tegen kunt?
Beeld Daantje Bons

Dat zal je altijd zien: heb je na jaren zoeken eindelijk de ware Jacob gevonden, blijkt hij hartstikke allergisch voor jouw allerliefst maatje: je kat. En die gaat dus echt niet de deur uit. Maar, vraag je je af: zou zijn allergie misschien minder kunnen worden, als hij maar lang genoeg wordt blootgesteld aan het dier? Een soort knuffeltherapie, waarbij hij gewoon even door de periode met erge klachten heen moet?

Naar schatting 15 procent van de Nederlanders heeft last van een allergie tegen huisdieren, pollen, of huisstofmijten, waarvan een groot deel tegen een combinatie hiervan. De allergie kenmerkt zich door een loopneus of verstopte neus, niezen en geïrriteerde ogen en soms ook kortademigheid. Iemand met een kat in huis, merkt soms pas na een vakantie van een paar weken dat die de bron is van de klachten. De oorzaak is een verkeerd gerichte reactie van het afweersysteem tegen ‘onschuldige’ eiwitten, die de kat uitscheidt via klieren en verspreidt via huidschilfers of urine.

In reactie op deze zogeheten ‘allergenen’ maakt het lichaam afweerstoffen aan, waaronder het irriterende histamine, maar ook stoffen die chronische allergische ontsteking van ogen, neusslijmvlies en luchtwegen veroorzaken.

Kan zo’n allergie door frequente blootstelling minder erg worden? Nee, zegt internist-allergoloog Maurits van Maaren uit het Erasmus MC in Rotterdam. ‘Een allergie ontwikkel je meestal al op kinderleeftijd, dan wordt namelijk het immuunsysteem afgesteld, en zodra je hem eenmaal hebt, gaat hij niet meer vanzelf over.’ Het kan zijn dat de allergie mild blijft, vertelt Van Maaren, maar er is ook een risico dat het erger wordt, tot allergisch astma met verergerende aanvallen aan toe. In die heftigste vorm zijn symptoombestrijders zoals oogdruppels en inhalatiemedicatie nauwelijks nog effectief. Vandaar dat juist het omgekeerde wordt geadviseerd: zo min mogelijk blootstelling aan allergenen.

Wordt het dan toch ‘de ware Jacob of de kat eruit?’ Misschien toch niet. Er bestaat namelijk wel een manier om het immuunsysteem te herprogrammeren: immuuntherapie. De eerste immuuntherapie tegen een allergie werd al in 1911 gegeven, met een extract van pollen. Na de Tweede Wereldoorlog werden er voor het eerst systematische studies naar gedaan en pas sinds de jaren negentig begrijpen we enigszins hoe het werkt, vertelt Van Maaren.

Bij immuuntherapie krijgt de allergische persoon het betreffende allergeen een keer in de vier weken onderhuids ingespoten, of in smelttabletvorm dagelijks onder de tong toegediend. Het immuunsysteem maakt dan afweerstoffen aan die de allergenen wegvangen en daardoor de allergische reactie blokkeren of verhinderen, vertelt allergie-onderzoeker Willem van de Veen van het Zwitsers Instituut voor Astma- en Allergie-onderzoek in Davos. Ook worden er regulerende immuuncellen aangemaakt, die het immuunsysteem wat toleranter maken voor het allergeen. Dit effect blijft in principe bestaan nadat de therapie is beëindigd.

De therapie vraagt wel de nodige toewijding: drie jaar lang elke drie weken een injectie of elke dag een tablet of druppels. Bij lang niet iedereen werkt dat even goed. Grofweg de helft van de patiënten reageert er nauwelijks op, al slagen artsen er steeds beter in dat percentage omhoog te krijgen door alleen de meest kansrijke personen de therapie voor te schrijven. Wel varieert het effect nogal: de ene patiënt kan stoppen met medicatie, de ander heeft minder klachten maar kan nog niet zonder zijn medicatie. ‘Momenteel proberen we testen te ontwikkelen om in een vroeg stadium te kunnen bepalen of de immuuntherapie gaat aanslaan,’ zegt Van de Veen.

Drie jaar therapie om je kat te houden is nogal wat. En allergoloog Van Maaren heeft voor allergische kattenbezitters slecht nieuws: ‘Een officiële contra-indicatie is het niet, maar in principe schrijven we de therapie alleen voor aan mensen die bijvoorbeeld in de thuiszorg werken en daarin belemmerd worden door hun allergie.’ Het effect weegt bij kattenbezitters niet op tegen de bijwerkingen. ‘We gaan mensen geen dure behandeling van drie jaar geven als we er niet achter staan. Mensen met klachten waartegen medicatie niet werkt, zijn uiteindelijk alleen gebaat bij de kat de deur uit.’