Direct naar artikelinhoud
InterviewValpartijen

Oud-wielrenner Erik Dekker over de doodsmak en dan toch gewoon weer opstaan

Erik Dekker in 2001 als etappewinnaar in de Tour.Beeld anp

Wielrenners vallen. En vaak ernstig, bleek de voorbije weken. Oud-prof Erik Dekker weet er alles van. Hij kijkt terug op de valpartijen die bepalend waren voor zijn carrière. ‘Het is verbazingwekkend hoeveel renners na een doodsmak gewoon weer opstaan.’

Nee, structureel ongemak heeft Erik Dekker, vrijdag 50 jaar geworden, niet overgehouden aan zijn talrijke valpartijen in zijn wielerloopbaan. Maar er zit nog wel wat, hier en daar. Titanium bouten om zijn sleutelbeen; het trekt soms een beetje. Twee titanium pinnen in de heup; een put in de huid is de erfenis van de ingreep. Een labyrintje aan littekens op de knieën. Ruwe plekken op de rug van zijn handen. Een jaap op zijn elleboog, maar mooi dat ‘ie-’m helemaal kan strekken, dat is niet zo vanzelfsprekend na een breuk. Hij heeft het gewricht destijds wat geforceerd. Hij drukt zijn rechteronderarm naar beneden. ‘Zo ging dat. Aáárgh.’

Littekens Erik Dekker: elleboog overgehouden aan val in Parijs-Nice 2000.Beeld Klaas Jan van der Weij

De nare kanten van zijn sport drongen zich de afgelopen weken weer aan hem op, met de valpartijen van Fabio Jakobsen, Steven Kruijswijk, Primoz Roglic, Remco Evenepoel. Vooral die van Jakobsen, die twee weken geleden in de Ronde van Polen dwars door de dranghekken schoot, raakte hem. Zijn zoon David (22), die net een profcontract bij Jumbo-Visma heeft getekend, is ook sprinter.

‘Misschien wat vreemd, natuurlijk vond ik het vreselijk voor Fabio, maar toen ik het zag, dacht ik ook gelijk: o, zijn vader! Zijn vader! Die zit misschien voor de tv. Je zal het maar zien. Je weet niks, maar vervolgens hoor je van alles, de gruwelijkste verhalen komen voorbij. We kennen elkaar goed, Fabio heeft met mijn oudste zoon Kelvin gekoerst, het waren vrienden. Zelf heb ik David nooit op tv live zien sprinten. Ik heb natuurlijk langs de weg gestaan, maar daar ontgaat je veel. Natuurlijk hou je je hart soms vast. Maar ik ben van het principe: het is pas erg als het erg is. Het is verbazingwekkend hoeveel renners na een doodsmak gewoon weer opstaan.’

Littekens Erik Dekker: knieën overgehouden aan meerdere valpartijen onder meer de Mountainbike Crocodile Trophy in 2017.Beeld Klaas Jan van der Weij

De oud-renner van Rabobank, van 1996 tot 2006, met vier ritzeges in de Tour, de Amstel Gold Race, de Clásica San Sebastián en Parijs-Tours op de erelijst, is ervaringsdeskundige – al heeft hij niet het gevoel dat hij veel meer op het asfalt heeft gelegen dan anderen. ‘Ik had talent te vallen als er camera’s in de buurt waren. Er bestaan nogal wat bloedige foto’s van mij. In de eerste helft van mijn loopbaan vielen de blessures mee. Maar toen ik harder begon te rijden, waren de verwondingen ernstiger. De geldingsdrang groeide. Als je achterin zit, kun je beter remmen voor een val. Voorin is het wringen. Daar wil iedereen zitten.’

Hij heeft ze nooit geteld. Wanneer is het een valpartij? Als je half overeind blijft en meteen weer door kunt? Telt alleen als je moet opgeven? Hij laat in een terugblik de impact het zwaarst wegen. Niet alleen die van de klap op het lichaam, maar ook die van het moment. Viel je vroeg in het seizoen, dan kon het hele jaar naar de knoppen zijn. Dit zijn de tuimelingen die hem vooral bijgebleven. ‘Het waren sleutelmomenten in mijn carrière.’

Nevers, Parijs-Nice, maart 2000.

‘Het was de eerste rit, onder de vlag van de laatste kilometer. Ik ging over de kop, voor mij waren ze gevallen. Ik ben nog naar de finish gereden. Ik dacht: au, au, mijn spieren, mijn spieren. Toen zag ik mijn elleboog. Daar zat zo’n ei op. Het was een fractuur. Ik ben geopereerd, al mijn plannen vielen in duigen. Het gekke was: het was mijn beste val ooit. Het heeft me veel opgebracht. Ik zou eigenlijk de achtervolging op de baan gaan rijden, op de Olympische Spelen in Sydney. Ik was er de hele winter mee bezig geweest. Door die val ging dat niet door. Ik kon wel de Tour rijden. Daar won ik drie ritten.

‘Hoe het kan? Onbevangenheid, denk ik. Je bent zo blij dat het goed gaat. Dat je je elke dag beter voelt. Dat je eens een keer niet als eerste lost. Je moet ook de zon willen zien schijnen. Als krachttraining probeerde ik achter mijn rug een leeg colaflesje op te tillen. Het ging amper. Enkele dagen verder lukte het al met een half gevuld flesje. In de Ronde van Romandië eindigde ik elke dag als laatste. In de Giro d’Italia ging het al weer best goed. De tien weken daarna won ik geloof ik twaalf keer. In de Tour bulkte ik van ambitie. In rit 8 was het raak, daarna nog twee keer. Je zit in een flow. Je bent aan het genieten: ik ben er weer bij.’

Littekens Erik Dekker: heup (links) overgehouden aan val in Milaan-San Remo in 2002.Beeld Klaas Jan van der Weij

Imperia, Milaan-San Remo, maart 2002.

‘Het gebeurde voor het opdraaien van de Cipressa. We komen uit een bocht, rechts voor beginnen ze te vallen, ik reed links, iedereen wijkt uit, ik word aangetikt en val met mijn heup op de stoeprand. Balen, ik was nooit beter in vorm geweest. Dan is een heupbreuk niet handig. Nee, daar denk je niet aan op zo’n moment, je hebt vooral pijn. Het hoge niveau uit die periode heb ik nooit meer gehaald. Toen ik in het ziekenhuis lag, werd ik nog nummer één van de wereld, dat was mijn grote doel dat jaar. Erik Zabel verloor punten, hij had Milaan-San Remo moeten winnen om me voor te blijven, maar Mario Cipollini was sneller. Ik heb nooit nummer één gestaan, maar wel twee weken gelegen.’

Verviers, Tour de France, 2006

‘Michael Boogerd en ik reden naast elkaar, we waren op weg naar Valkenburg en we hadden het erover dat we op kop moesten gaan rijden. Van de val zelf weet ik niets. Ik reed in een gat in de weg, hoorde ik later. Ik ben voorover geklapt. Mijn gezicht schoof over de weg. Tanden eruit, het vel eraf. Ik kon niks afweren, mijn armen hingen langs mijn lichaam - als een lappenpop. Er zijn wat flarden aan herinneringen. Ik vroeg een arts die bij me zat: maak me weg, maak me weg. In het ziekenhuis hebben ze me onder narcose gebracht om de wonden schoon te maken. Er zat olie in, teer, steentjes, van alles.

‘Deze val betekende het einde van mijn carrière. Ik zou al aan het eind van het jaar stoppen. Ik rekende uit hoelang het herstel zou duren, de opbouw. Zou ik weer bereid zijn vooraan voor mijn plekje te vechten? De conclusie was: nee. Ik kwam tijd tekort. Het was klaar.’

Tot dan was stoppen voor hem nooit aan de orde geweest. Hij snapt waarom Jakobsen en Evenepoel al kort na hun val lieten weten dat ze weer terugkomen, misschien sterker dan ooit. ‘Het is niet effectief weg te kwijnen in zelfmedelijden. Opstaan is belangrijker dan vallen. Een topsporter stroopt de mouwen op. Verder, nu. Bij het wielrennen gaat een val gepaard met bloed en breuken, het ziet er niet fraai uit. Maar als je als ondernemer failliet gaat, doet dat ook pijn, dan is het emotionele pijn. Daar kun je ook beter uitkomen. Vallen en opstaan horen bij het leven.’

Littekens Erik Dekker: sleutelbeen (rechts) overgehouden aan val in Spijkenisse in 2005.Beeld Klaas Jan van der Weij

Vanzelfsprekend was het niet altijd. Het revalideren na de breuk van zijn heup viel hem zwaar. Hij werd behandeld in Geldrop, in de gymzaal van PSV, waar ook voetballer Ruud van Nistelrooij werkte aan zijn terugkeer na een zware blessure. ‘Je komt aanlopen op krukken en iemand zegt: ga maar op de grond zitten. Hoe dan? Hoe? Ik liet me maar vallen. Je voelt je zo hopeloos. Pas vanaf het moment dat ik weer begon te zweten na tien minuten op de hometrainer en moest gaan douchen, voelde dat ik op de weg terug was.’

Had hij angst om zich weer in het peloton te storten? ‘Na een blessure ben je vaak technisch niet in staat om je daarin goed te handhaven. Het speelde vooral na de revalidatie met de heup. Ik miste de acceleratie om net even net iemand voorbij te steken of in een gaatje te duiken. In het begin bleef ik veel achterin. Van daaruit heb ik heel veel valpartijen waargenomen, de net-niet-valpartijen. Ik schrok vaak. Uiteindelijk verdwijnt het. De tijd doet zijn werk. Maar ik rij nog steeds wedstrijdjes en dan mijd ik altijd de massasprints.’

Het wielrennen is gevaarlijker geworden, vindt hij. Het is de infrastructuur. Het straatmeubilair. De paaltjes. De vluchtheuvels. De rotonden. De wegversmallingen. Het is ook de kwaliteit van de deelnemers. Ze rijden tegenwoordig allemáál hard. Het is zucht naar spektakel. Koersorganisaties die de renners extremen voorschotelen. Gruwelijk steile beklimmingen. Onverharde gedeelten.

‘Er is niks mis met een moeilijke afdaling. Het is een wapen. Je kunt er iemand onder druk zetten, zoals Vincenzo Nibali deed met Evenepoel. De weg was smal, er was een bruggetje en er is één renner gevallen die gedwongen door zijn concurrent een fout maakte. Maar moet je, zoals in het Critérium du Dauphiné het geval was, een etappe begínnen met kilometers naar beneden, op een geitenpaadje notabene, zoals Wout Van Aert zei. Je hoort het niet op te zoeken.’

Hij kent de plek waar Jakobsen crashte, hij heeft er als ploegleider bij de finish gestaan. ‘Goh, wát een geweld. Het gaat er zo hard! Ik zag op de beelden dat Fabio achter Dylan even aan freewheelen was, op snelheden boven de 80 kilometer per uur. Dat kan daar. Onvoorstelbaar. Ja, het kan gevaarlijk zijn. Maar je weet ook: als Groenewegen rechtdoor was gereden, was er niks aan de hand geweest. Dan had je niemand gehoord dat het daar onverantwoord is. Er is tien keer eerder niks gebeurd. Ik ben niet degene die dan nu gaat zeggen dat die finish belachelijk is. Maar zo breed, zo rechtdoor en bergaf – dat is vragen om moeilijkheden.’

Volgens hem zouden experts van de internationale wielerfederatie gemachtigd moeten zijn om te bepalen of het parcours verantwoord is. ‘Verder geen discussie. Dit is het. En als de organisator zich er niet bij neerlegt, dan is er volgend jaar geen koers meer. Zulke sancties werken.’

Dekker valt nog geregeld, maar dan in het mountainbiken. Twee jaar geleden schoven tijdens de Crocodile Trophy in Australië zijn wielen tussen de spleten van een houten brug en landde hij op zijn knieën. Wedstrijden in Spanje mijdt hij na enkele zware duikelingen. ‘Je speelt daar soms met je leven.’ Maar dichterbij kan het ook misgaan. Op de Amerongse Berg knalde hij vorig jaar op een paaltje en viel op zijn schouder. Zat hij voor het herstel weer aan gewichtjes en katrolletjes. ‘Het vallen is wel een nadeel van het mountainbiken. Maar het is zo gaaf. En ik zoek het onheil zeker niet op.’

Zal hij het kunnen begrijpen als zoon David naar hem toe komt met de mededeling dat hij het wielrennen te gevaarlijk vindt? ‘Dan is het zoals het is. Ik zou alleen maar met hem meeleven. Ik zou het knap van hem vinden dat hij het onderkent. Maar ik weet dat hij er nu niet mee bezig is. Hij heeft het nog niet zelf meegemaakt, hè. Dat is een groot verschil.’

Hedel, mei 2020

Dekker haalt op de parallelweg langs de A 2 iemand op een fiets in, als die plotseling naar links stuurt. Daar ligt hij weer. Wat last van zijn nek, een wondje op de neus waar zijn bril zat, zijn fiets in vier stukken. Hier telt ook de impact los van de schade: het is zijn eerste val buiten de koers, in de gewone wereld.