Direct naar artikelinhoud
Verslaggeverscolumn

Op fietssafari langs de Drentse ‘Big Vief’ kom je dieren tegen waar je niks aan hebt

Toine Heijmans

Verslaggeverscolumn - Toine Heijmans in Veenhuizen

Laarzen aan, zegt Rosa, dan trekken we het land in van de vrijwel uitgestorven dieren. Mensen reizen de aarde rond om beesten te bekijken, de Big Five op hun bucketlists, de allerlaatste witte neushoorn willen ze zien, en tegelijk kennen ze hun eigen dieren niet. Omdat die niet meer dienstbaar zijn: ze leveren onvoldoende. Dit is een land geworden van turbodieren – de rest mag weg.

Het Drents hoen, de bonte bentheimer, de blaarkop, de landgeit, het heideschaap. Het zijn de witte neushoorns van hier.

Kun je boos over worden, zegt Rosa, kun je tegen demonstreren. Maar je kunt er ook een uitje van maken. Mensen houden van uitjes, en zo bedacht Rosa Dietz een fietssafari langs de Big Vief van Drenthe, de restanten van de boerengeschiedenis.

Laarzen aan. Het land is leeg en stil en uitgestrekt als een kroondomein. Rosa weet waar ze moet kijken: tussen de smalle stammen, schaduwen, geruis. Laag over de grond stuift een troep biggen, ‘ze zijn niet gevaarlijk’, zegt Rosa, maar ze gillen wel naar elkaar en duwen hun snuiten in onze knieholtes, ‘ze doen heel dramatisch’. Hongaarse wolvarkens, hun vacht hard als afwasborstels, oren flapperend voor hun ogen alsof de wind permanent van achter komt.

Het originele Nederlandse varken is zo goed als uitgestorven; samen met de bonte bentheimer komt dit ras het dichtstbij. Ze zijn snel en slim als everzwijnen ‘en je wordt er zó gelukkig van’, zegt Rosa. Vergelijk dit bos met de varkensstallen, afgevuld met roze vleesfabrieken ‘dus hállo, hoe ver zijn we verwijderd geraakt van onze dieren?’

Rosa is geen boerendochter, ze is ontwerper. Ze studeerde af op dit project aan de Design Academy – vormgeving gaat verder dan strakke lampen en stoelen. Raakte zo in de ban van de verloren Hollandse landbouwdieren dat ze een safaribedrijf is begonnen. De fietssafari van een dag is vanaf komend jaar te boeken, www.drentsbigvief.nl, inclusief drie keer aanleggen bij lokale horeca – zo geeft ze vorm aan iets onzichtbaars.

Nederland is nog steeds een boerenland, zegt Rosa, maar het boerenbedrijf heeft zich teruggetrokken. Op strakke lappen grond, in efficiënte stallen, in het berekenen van fosfaatrechten. Het bestaat nu uit productielijnen, de dieren machines. Dan heb je niks aan een landgeit of aan een Groninger blaarkop – inmiddels zeldzamer dan een panda. Dieren die het land omwoelen en lucht geven, onkruid eten, afval verwerken, deel uitmaken van een gesloten systeem. Die ruimte nodig hebben – de wolvarkens leven op vier hectare bos, omheind met schrikdraad.

Twee biggen zijn uitgebroken en laten zich niet vangen; Rosa belt Rik Dortmond, de eigenaar, tevens chef-kok van restaurant Bitter & Zoet in Veenhuizen, een beweeglijke man die zijn varkens voert met wat er in zijn keuken overblijft, met restbrood van de bakker en met de wei van de kaasfabriek vlakbij. Het land pacht hij van Staatsbosbeheer; de varkens houden het gezond. Oervarkens zijn efficiënt – alleen niet efficiënt genoeg voor de wereldeconomie.

Wolvarkens, vertelt Rik, maken een nest. Wist hij ook niet. Dat graven ze uit in de grond, ondiepe gaten, als meteorietinslagen. Varkens hóren bij de grond. Maar de meeste zijn ervan losgekoppeld.

Hongaarse wolvarkens (biggen).

Fietsen we naar het heideschaap, ‘een sober schaap’, zegt Rosa, ‘met een ingewikkelde vacht’. Ze staan arrogant te kijken op een landje bij een boerderij – het liefst laat Rosa de dieren in hun glorie zien, in kuddes, troepen of roedels, maar die zijn er niet. Ze schaamt zich bijna als we arriveren bij een koppel Drentse hoenders in een vo-lière op een dierenparkje. Kippen zijn bosdieren, wist ik dat? Ze slapen in bomen. Het is een sterk, zelfredzaam ras, net zoals de Drentse boeren sterk en zelfredzaam zijn, ‘het is Drents trots’. Elk dorp had vroeger z’n eigen kleur hoen, in zeventien kleurslagen, en nu probeert de Drense Hoenclub die kip met alle macht in stand te houden. ‘Zonder economische functie verdwijnt het, zó bezig is iedereen met de ultra-superrassen, maar die kunnen niks en zijn afhankelijk van krachtvoer.’

Ook de Nederlandse landgeit, langharige geweldenaren met gewei, geliefd bij de schilders van de zeventiende eeuw, bestaat alleen nog bij de gratie van liefhebbers. Het Schoonebeeker heideschaap, in de tuin van hotel De Jufferen Lunsingh: grasmaaiers met vossenstaarten, redundant geworden door de kunstmest. ‘Er zijn zoveel dieren waar je niets van weet’, zegt Rosa. ‘We nemen de dieren voor lief.’

Met onze laarzen aan eten we ten slotte wolvarken bij Rik: paté, buikspek, wang, bloedworst. Bushmeat gewoon van hier, de Drentse grond, en Rik weet precies wat voor varken dat was.

Raar dat het zo exotisch is geworden.

Paté van Hongaars wolvarken.