Direct naar artikelinhoud
Openbaarheidsdag Nationaal ArchiefBurgemeester in oorlogstijd

Heulde de burgemeester van Schinveld met de Duitsers?

Vandaag is het Openbaarheidsdag in het Nationaal Archief. Staatsgeheimen en persoonlijke dossiers worden na 25, 50 of zelfs 75 jaar publiek. Zo ook het dossier over de zuivering van de burgemeester van Schinveld. Was hij pro-Duits of deed hij wat hij kon?

De Schinveld burgemeester Adams op een ongedateerde foto.

Is burgemeester Adams van Schinveld fout geweest in de Tweede Wereldoorlog? Vanwege vermeende pro-Duitse sympathieën wordt hij na de bevrijding van het Zuid-Limburgse grensdorp in september 1944 op non-actief gesteld. Maar als hij per 1 december 1945 weer terug aan het werk mag, brandt de machtsstrijd in Schinveld pas echt los.

‘Toestand in Schinveld onhoudbaar na terugkeer burgemeester Adams. Wethouder en gemeenteraad weigeren samenwerking’, waarschuwt locoburgemeester Jacobs op maandag 3 december 1945 om 15.15 uur in een rijkstelegram aan het ministerie van Binnenlandse Zaken. ‘Gemeentepersoneel werkzaamheden neergelegd. Politiepersoneel neemt geen opdrachten aan. Bevolking ontstemd. Maak my ernstig zorg over verdere ontwikkeling toestand.’

Schinveld - Telegram van de locoburgemeester op 3 december 1945 aan het ministerie van Binnenlandse Zaken. De toestand is gespannen na de terugkeer van burgemeester Adams op zijn post.Beeld Nationaal Archief

Petrus Johannes Hubertus Adams is een van de vele ‘burgemeesters in oorlogstijd’. Ze moeten laveren tussen de Duitse bezetters en het vaderland. Wie al te opzichtig verzet biedt, riskeert zijn functie en zijn leven. Wie heult met de Duitsers, wacht berechting ná de oorlog. Adams is een twijfelgeval, blijkt uit zijn vuistdikke dossier van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het wordt vandaag, na 75 jaar, vrijgegeven door het Nationaal Archief. Het dossier maakt deel uit van een reeks stukken ‘betreffende de benoeming, herbenoeming, zuivering, het rechtsherstel en het ontslag van burgemeesters’.

Waar zit het zeer tegen Adams? De Commissie voor de Zuivering van Burgemeesters in de Provincie Limburg en de commissaris van de koningin proberen daar direct na de bevrijding van Limburg, najaar 1944,  greep op te krijgen. Eenvoudig is dat niet in Schinveld (nu deel van gemeente Beekdaelen). In het grensdorp worden de Duitse troepen op 10 mei 1940 onthaald met koffie en broodjes, maar er is ook verzet.

Schinveld- Op 10 mei 1940, de dag van de Duitse invasie, worden Duitse militairen met koffie ontvangen aan de grenspost van Schinveld.Beeld Nationaal Archief

30 april 1943: verjaardag prinses Juliana

Adams is lid van de NSB, zo wordt in Schinveld gefluisterd, het partijspeldje draagt hij onder de revers van zijn jas. Hij zou ervan overtuigd zijn dat de Duitsers de oorlog winnen. ‘Wie zal ze hier wegjagen?’, zegt hij als de Nederlandse regering in ballingschap naar Londen gaat. Het is zijn schuld dat er vanaf 1943 geen radio’s meer zijn in het dorp, zo klinkt het. Regelmatig staat de auto ‘van den fanatieken Duitscher Vossen’ voor het woonhuis van de burgemeester.

Verzet tegen de Duitse bezetter zou Adams hebben ontmoedigd. Hij maant inwoners tot rust nadat de ruiten zijn ingegooid bij een Nederlander met een ‘Duits pension’. Hij keurt het af dat een winkel met ‘schoenwaren en heeren-lingerie’ wordt bevuild met uitwerpselen. De Duitse winkelier, een gewezen duikbootofficier, is het mikpunt nadat hij in Schinveld sigaretten heeft uitgedeeld aan Duitse militairen. Een staking op 30 april 1943, de verjaardag van prinses Juliana, zou hij hebben afgekeurd.

Zwaar rekenen zijn critici het Adams en de veldwachter aan dat ze een mijnwerker in 1941 zeven dagen celstraf geven. ‘Ik wou dat Hitler een bom op zijn verdommenis viel’, heeft de man in kwestie in een café geroepen. Het incident wordt bovendien bekend bij de Sicherheitsdienst, die de mijnwerker nog eens vier maanden vastzetten. Adams laat een café enkele maanden sluiten omdat er Oranje-liederen zijn gezongen. In een ander café drinkt hij bier met Duitse militairen, en ook dat zet kwaad bloed onder een deel van de inwoners.

Oktober 1944: de bevrijding

Vanaf oktober 1944, als Schinveld is bevrijd, verdedigt Adams zich in een reeks brieven aan de commissaris van de koningin. Hij is niet pro-Duits, maar heeft steeds ‘getracht het belang der gemeente en haar inwoners zoo goed mogelijk te dienen en doorlopend gestreden tegen het Nationaal Socialisme’. In dat café heeft hij slechts een ruzie willen bijleggen. Nadat de Duitsers hem een biertje aanbieden, geeft hij ook een rondje - hij wil niet als ‘klaplooper’ te boek staan. ‘Later vond ik die houding minder juist, hoewel goed bedoeld. Nadien heb ik in Schinveld geen café meer bezocht.’

Hij weigerde ook opdrachten van de Duitsers te vervullen, zoals het intrekken van de subsidie voor de kerk of het vorderen van woningen voor Bombengeschädigte Duitse gezinnen. Ook heeft hij naar eigen zeggen niemand aangemeld voor de Arbeitseinzatz: de steenkolenmijnen, de boeren en de gemeente kwamen zelf al handen tekort, schreef hij aan de bezetter.

Toch erkent hij de Duitse bezetter te bewonderen. ‘Orde, tucht, organisatietalent enz. weet ik te waarderen, ook als deze tot uiting komen bij mijn grootsten vijand’, schrijft hij op 26 november 1945. ‘Het dictatoriale heeft echter nooit mijn sympathie gehad, maar ook niet het misbruiken der vrijheid.’

December 1945: onrust over terugkeer

Was Adams fout in de oorlog, of schipperde hij naar eer en geweten, zoals zo veel burgemeesters in oorlogstijd? Uit de correspondentie van de commissaris van de koningin, de minister van Binnenlandse Zaken en de Adviescommissie Zuivering blijkt hoe moeilijk de afweging is. Na vijftien maanden wikken en wegen lijkt het met een sisser af te lopen. Adams mag weer aan het werk per 1 december 1945 - in afwachting van een definitief oordeel door de minister.

Maar de inspecteur van politie heeft er al voor gewaarschuwd: de terugkeer van Adams zal ‘heftige reacties verwekken’ met ‘onaangename gevolgen voor den betrokkenen’. En  het gaat inderdaad van kwaad tot erger. Adams doet bij de commissaris van de koningin zijn beklag over de kille ontvangst op het gemeentehuis. Hij krijgt weliswaar de sleutel terug van zijn burgemeesterskamer en zijn bureau, maar de wachtmeester weigert met hem over politiezaken te praten.

‘Burgemeester, wij gaan het gemeentehuis verlaten’, zegt de waarnemend gemeentesecretaris namens de ambtenaren. Onder de deur van zijn kamer vindt hij een briefje. ‘Adams verdwijn hier op de kortst mogelijke tijd, anders word jij hier niet oud en vallen er met jou misschien nog onschuldigen.’ Was getekend: ‘Het comité voor recht koste wat het kost.’

Intussen wordt minister Beel bestookt met telegrammen over de ‘pro-Duitsche en on-vaderlandsche houding’ van de burgemeester: het Schinvelds Mannenkoor Oranje, de Koninklijke Schutterij Juliana, het Trommel- en fluitencorps en de schutterij St. Egilius willen hem niet terug. Ook de marechaussee, gemeenteambtenaren, raadsleden en wethouders sturen een telegram naar Den Haag. Ze blieven Adams niet, ondanks zijn gezuiverde blazoen.

Schinveld - Telegram van ambtenaren van de gemeente Schinveld op 3 december 1945 aan het ministerie van Binnenlandse Zaken. Ze weigeren te werken onder de ‘pro-Duitsche’ burgemeester Adams.Beeld Nationaal Archief

De commissaris van de koningin is woedend dat de Schinveldenaren zich tegen hun burgemeester keren. Hij zet het gemeentebestuur en de stakende ambtenaren op hun nummer. Niet de burgemeester besloot tot zijn eigen terugkeer, schrijft hij, maar ‘de boven hem gestelde overheid’. De raadsleden verzetten zich dus tegen het wettig gezag, terwijl ambtenaren niet mogen staken: ‘Dat is ernstig plichtsverzuim.’

Februari 1946: keihard oordeel

Onder protest gaan de ambtenaren na drie weken op 20 december 1945 weer aan het werk. Maar de wethouders komen in februari 1946 niet naar een collegevergadering die Adams heeft uitgeschreven. Ze willen het definitieve besluit van de minister afwachten.

Dat lijkt door alle commotie toch in het nadeel van Adams uit te vallen. Het Centraal Orgaan op de Zuivering van het Overheidspersoneel oordeelt hard op 20 februari 1946. Ze verwijten het Adams dat hij de mijnwerker heeft verklikt die in het café anti-Duitse uitlatingen deed. Daardoor heeft de arme man vier maanden in cel van de Sicherheitsdienst gezeten. Adams had gemeentepersoneel niet moeten verbieden naar de illegale radio te luisteren. En al vanaf 10 mei 1940, de dag van de invasie, heeft Adams zijn inwoners opgeroepen de Duitsers niet tegen te werken.

Adams kan ‘in geen geval’ burgemeester blijven, concludeert de zuiveringscommissie, mede door de ‘gerezen moeilijkheden’ na zijn terugkeer in december 1945. Hij heeft het vertrouwen van de ambtenaren ‘ten eenen male’ verloren door zijn houding in de bezetting. ‘Zelfs een eervol ontslag zit er niet in.’

Maar Adams, in wiens tuin een handgranaat tot ontploffing wordt gebracht, geeft niet op. Hij behoudt de steun van de commissaris van de koningin. De burgemeester verdedigt zich ook zelf tegen de beschuldigingen van onder meer de gemeentesecretaris. Die heeft geklaagd dat hij op het gemeentehuis niet naar illegale radio-uitzendingen mag luisteren.

Dat ligt volgens de burgemeester iets anders. Zijn hoogste ambtenaar laat zich in de oorlog dagelijks in de kluis opsluiten, waar driehonderd in beslag genomen radio’s staan. Hij luistert een tot twee uur per dag naar de illegale radio. Het dagelijkse werk hoopt zich op, aldus Adams, die de gemeentesecretaris alleen toestemming geeft om buiten kantooruren naar de kluis te gaan. ‘Als ik helemaal niet had gewild dat hij radio luisterde, had ik simpelweg de sleutel kunnen invorderen’, verweert Adams zich. ‘Inderdaad!’, staat er met potlood in de kantlijn van het dossier van Binnenlandse Zaken.

Duitse militairen in Schinveld, mei 1940.Beeld Nationaal Archief

De bevolking begint stilaan tabak te krijgen van de herrie. De kritische telegrammen van de schutterijen en het mannenkoor over de pro-Duitse burgemeester blijken niet met instemming van alle leden te zijn verstuurd. En een mijnwerker vraagt op 29 april 1946 in een brief aan de minister of de gemeenteambtenaren tijdens hun decemberstaking drie weken zijn doorbetaald. ­‘Indien dit waar is, weet Uwe Excellentie dan, dat dit betaald wordt van de belastinggelden der inwoners van Schinveld die voor 80 procent uit mijnwerkers ­bestaan en die met hard werken in de mijn in hun onderhoud zijn voorzien? Deze menschen doen hun plicht en leveren hun aandeel in den wederopbouw van het vaderland. Rust die verplichting niet ook op gemeenteambtenaren?’

Het tij keert voor Adams. De Commissie van Advies Zuiveringsbesluit 1945 zwakt het oordeel af. Hij hoeft niet te worden ontslagen, maar kan na een ‘schriftelijke berisping zonder openbaarmaking’ aan het werk blijven, zo is het advies.

Augustus 1946: ‘onvaderlandsche houding’

Toch blijft op het gemeentehuis de weerstand groot. Op 29 augustus 1946 neemt de gemeenteraad een motie van wantrouwen tegen de burgemeester aan, die nog steeds een ‘on-vaderlandse houding’ wordt verweten. Als er na verkiezingen een nieuwe raad aantreedt, volgt op 20 september een tweede motie van wantrouwen. ‘Als rechtgeaarde Nederlanders is het voor ons een pijnlijk gevoel (...) de door de gemeentewet vereischte Eeden te moeten afleggen in handen van een voorzitter die naar onze diepe overtuiging gedurende de Duit­sche bezetting een onvaderlandsche houding heeft aangenomen.’

Het blijft etteren in Schinveld, bericht de commissaris van de koningin aan de minister. Adams heeft zijn berisping gehad en de wethouders hebben te horen gekregen dat van ontslag geen sprake kan zijn. De gemeentesecretaris en de gemeenteontvanger (penningmeester) worden als onruststokers aangemerkt. De eerste is volgens burgemeester Adams een ‘immoreel figuur’, de tweede heeft zijn werk ‘nooit behoorlijk vervuld’.

Op 5 december 1946 neemt de gemeenteraad weer een motie aan: de burgemeester moet worden verwijderd. Maar dan besluit de minister in januari 1947 dat zijn geduld op is. Hij verzoekt een (nieuw aangetreden) commissaris van de koningin om de opstandige gemeenteraadsleden en de gemeenteraadsleden voor eens en voor altijd de les leren.

De gemeenteraad van Schinveld neemt een motie aan met excuses voor de verwijten aan het adres van burgemeester Adams.Beeld Nationaal Archief

Februari 1947: de excuses

Dat lijkt te helpen. Op 26 februari 1947, bijna tweeënhalf jaar na de bevrijding van Schinveld, neemt de gemeenteraad een motie aan met excuses. Ze erkennen dat de eerdere moties van wantrouwen ‘gezagsondermijnend’ zijn – dat is nooit hun bedoeling geweest. Of het excuus echt van ganser harte is gegaan, maken de vandaag na 75 jaar geopenbaarde ­dossiers niet duidelijk.

Wel zijn de commissaris en de minister het eens dat Adams het beste kan worden overgeplaatst, ‘vanwege de gespannen situatie en met het oog op zijn eigen veiligheid’.

Waarom dat uiteindelijk nooit is ­gebeurd, maken de vandaag vrijgegeven archiefstukken niet duidelijk. Sterker, Adams is tot 1967 burgemeester van Schinveld gebleven. Bij zijn afscheid ­benoemde de raad hem tot ­ereburger.

Openbaarheidsdag 2019: graven in de archieven

Vandaag (2 januari 2019) is het Openbaarheidsdag bij het Nationaal Archief in Den Haag. Elk jaar komen tienduizenden vertrouwelijke en geheime documenten na 25, 50 of 75 jaar beschikbaar voor historici, journalisten en alle andere belangstellenden. Alleen al de inventarislijst telt dit jaar 778 pagina’s.

Iets bewaren heeft alleen zin als het later kan worden gelezen en gebruikt. De functie van archieven is dat burgers informatie van de overheid kunnen inzien. Dat is lang niet overal ter wereld het geval. Om de toegankelijkheid te markeren, organiseert het Nationaal Archief sinds 2010 Openbaarheidsdag.

De meeste interesse wekken elk jaar de notulen van de ministerraad. Vanaf nu zijn de verslagen van 1993 geen staatsgeheim meer. Op de agenda stond de groei van Schiphol en uitzending van Dutchbat naar Srebrenica. Ook was 1993 het jaar van het ‘bami-akkoord’ over aanpassing van de WAO. 

In de nu openbare archieven is veel te vinden over de Tweede Wereldoorlog: over (Joodse) vluchtelingen in Vichy-Frankrijk, Engelandvaarders, vluchtelingen in Zwitserland, Spanje en Portugal, de koninklijke familie, Nederlandse dienstweigeraars in Zuid-Afrika en Canada. Ook een aantal dossiers over de houding van burgemeesters in oorlogstijd wordt openbaar.