Direct naar artikelinhoud
column

Deze schijnbare ledigheid is een listige truc met de tijd

Eva Hoeke

Sinds de komst van Frida vliegen de dagen voorbij, we zijn nog niet opgestaan of het begint alweer te schemeren en tussendoor heb ik mijn handen vol, maar als u me nou vraagt waarmee – geen idee. Ja, met voeden en wassen en sussen en tussendoor drie mails en een paardenkop, misschien een kop koffie in de tuin. Veel kijken ook, ben je zo een uur mee kwijt. Maar verder? De zon komt op en zakt alweer, de dag voltrekt zich zonder plan en zonder doel, en het was pas in week twee dat ik besefte dat daarmee een voorbije fase was teruggekeerd. Druk met niks, welkom in je kraamtijd. ‘Weet je nog, ons gestuntel?’, zeiden we ’s avonds in bed tegen elkaar, de baby tussen ons in, en dan haalden we herinneringen op aan geklooi met rompertjes, tramritten, ijzerenheinig proberen je kind op dag één in het eigen bedje te laten slapen, hoe arelaxed we waren geweest, zonder dat te weten. Later waren we daarop gaan neerkijken. Druk, met een baby, haha, waarmee dan eigenlijk? Twee kinders in de kleuterleeftijd, dát was pas druk. Maar dat was een misvatting, een van de vele, en nu wist ik het weer. Je had het wel degelijk druk, al kon je aan het einde van de dag niet goed benoemen waarmee dan precies. Het verschil met toen was dat ik er deze keer aan toe kon geven.

Het was een van de vele struikelblokken geweest bij de eerste, het aanvaarden van het niet-efficiënte, van de ledigheid. Verkeerd woord natuurlijk, ledigheid: een kind stutten in zijn eerste levenservaringen, simpelweg door beschikbaar te zijn en nabijheid te bieden, noem dat maar ledig. En toch is het zo: afremmen moet je leren, geen kattepis als je van huis uit pas lekker zit wanneer je ’s avonds kan terugblikken op minstens tien voltooide zaken, van werk tot een opgeruimd huis en het liefst ook nog de kranten gelezen, volwassen taken die je het idee van beheersing geven, een gevoel dat je minder snel bereikt door onderuitgezakt in bed met een baby op je arm bananenijs uit een bak te lepelen terwijl je Vier handen op één buik terugkijkt op je laptop, probeer dat trouwens maar eens zonder ijs op het hoofd van de baby te morsen, succes.

Maar nu is alles anders. Want dit is baby drie, en wat ik eerder aanzag voor ledigheid blijkt ineens iets waardevols te zijn, een listige truc met de tijd, een tegenwoordigheid van geest die je normaal niet bereikt omdat het leven nu eenmaal altijd doordendert. Hier wordt mij nog één keer de kans geboden alle eerste keren mee te maken, bewust ditmaal, de zintuigen getraind en perfect afgesteld, zonder haast of hoge latten, en dit keer zal ik ze zien voor wat ze zijn, voor ze voorgoed verdwijnen naar dat hoekje in je geest waar ook de vakanties van vroeger en de geur van je overleden vader liggen, oproepbaar maar wel elk jaar een stukje vager.

Dus zo vullen we de dagen, Frida en ik.

Drukte van belang hoor, al dat soezen, sluimeren en slenteren. Naar de wolken kijken, zon op de huid voelen, teentjes tellen, je gewaarworden van de zoete geur van de bloemenstruik in de Florastraat, de gonzende zwerm bijen eromheen. Opmerken hoe haar bolletje precies in mijn nek past. IJsje halen, de broeksknoop open, leven met een strooien hoed en een grasspriet in de mond. Ik maak me geen illusies, ook dit gaat weer voorbij, routine en efficiëntie zullen zich terug wurmen want zo is de mens, we zijn vaker niet dan wel op de plek waar het gebeurt.

Maar dit deel is veiliggesteld, voorgoed.