Direct naar artikelinhoud
InterviewVoetbaljeugd

Deze jeugdvoetballers gingen door een diep dal na de afwijzing door een profclub: ‘Niemand gaf om je als persoon’

Onderzoeker Marjorie Esajas samen met de bij PEC Zwolle gestrande voetballer Faduka Toussaint.Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant

Je doorloopt de jeugdopleiding van een profclub, de toekomst oogt zonnig, en dan word je plots afgewezen. Veel jonge voetballers hebben moeite met die klap, zegt onderzoeker Marjorie Esajas. De begeleiding schiet tekort, zeker door jeugdtrainers.

De trainersopleiding in Nederland ontbeert een sociaal-emotionele component. Daardoor is de kans groter dat jeugdige voetballers mentaal diep wegzakken na afwijzing door een profclub.

Dat blijkt uit onderzoek van gedragswetenschapper Marjorie Esajas, die ruim vijftig uit de opleidingen afgevloeide talenten interviewde, vooral uit de regio Rotterdam. Ze voelen zich na afwijzing nutteloos, zien weinig perspectief meer, vervallen soms in ongezond gedrag of krijgen ruzie met hun familie. Een enkeling sprak in informele zin zelfs over de gedachte aan zelfmoord. Sommigen vertonen gedrag van drop-outs.

Met haar bedrijf Groei en Ontwikkeling geeft Esajas adviezen aan scholen en professionele sportteams. De antwoorden in de uitgebreide vragenlijsten zijn menigmaal ontluisterend, van jongens die soms tien jaar of langer in de opleiding vertoefden. De kinderen of jongvolwassenen zijn vooral ontevreden over de aandacht van jeugdtrainers voor de mens achter de voetballer en over de ontbrekende nazorg als ze zijn afgewezen.

Antwoorden als: ‘Ik heb nooit echt persoonlijke steun gekregen.’ Of: ‘Als ze de tijd voor mij hadden genomen, had ik mij beter kunnen ontwikkelen.’ En: ‘Zorg dat je een trainer te vriend houdt, want hij kan je maken of breken.’ Een andere vraag luidde of er veel aandacht is voor de mens achter de voetballer: ‘Nee, totaal niet. Alles draait om voetbal’, was één antwoord, met vele variaties daarop. ‘Niemand gaf om je als persoon.’

Steun van familie

Van de ruim vijftig afgevloeide, geïnterviewde talenten zeiden 39 de meeste steun van familie te hebben ontvangen na hun gedwongen vertrek. Slechts één respondent noemde de club. Volgens 33 jeugdigen is er eigenlijk geen belangstelling voor de mens achter de voetballer, tegen negentien die dat wel vinden. Overigens heeft Esajas de indruk dat de problematiek in de door haar onderzochte regio, Rotterdam, groter is dan elders. In Rotterdam en omstreken zitten de betaalde clubs Feyenoord, Sparta, Excelsior en ADO Den Haag.

Esajas is gespecialiseerd in de combinatie onderwijs/sport en is onder meer gastdocent aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ze heeft zelf een leer- en onderwijsplan ontwikkeld onder de naam Fyjas, de combinatie van Fya (Surinaams voor vuur/passie) en haar achternaam. Daarin probeert ze oud-profs, die vaak jeugdtrainer worden, inzicht te geven in pedagogische aspecten bij de opleiding van talenten.

Ook bood ze haar onderzoek aan bij de KNVB, maar ze heeft nog geen respons gekregen. Terwijl de situatie volgens haar alarmerend is. ‘De trainersopleiding is in mijn ogen niet compleet. Pedagogisch zit het niet goed in elkaar. Het sociaal-emotionele deel is zo fragmentarisch, zo weinig academisch. Het is totaal afhankelijk van wie bij een club zit en wat hij aan kennis meebrengt. Wat weten die opleiders op de club van ontwikkelingsfasen van een kind? Hoe ga je om met pubers? Maak je de brutale spits af met woorden, terwijl hij die brutaliteit in het veld juist nodig heeft om een doelpunt te maken? Met andere woorden: hoe egoïstisch mag die spits zijn?’

Fekadu Toussaint

Fekadu Toussaint had vooral meer steun verwacht van Albert van der Haar, zijn jeugdtrainer van PEC Zwolle. Hij was een tijd geblesseerd, maar kreeg daarna geen echte kans meer. Althans, zo voelde hij dat. Toussaint is inmiddels 23 jaar. Geboren in Ethiopië. Met zijn biologische zusje geadopteerd door een Nederlands echtpaar. Hij ging van VV Leeuwarden naar de voetbalschool van Cambuur, naar FC Groningen en via amateurclub Bergum naar Zwolle.

Hij was een talent. Altijd. Nummer 10, die ook op andere middenveldposities kon spelen. Linksbenig, technisch vaardig, gezegend met een steekpass. Een ernstige blessure in het bovenbeen, gevolg van overbelasting, wierp hem terug bij Zwolle. Hij was ruim een half jaar bezig met de revalidatie. Daar zat hij dan, met een teamgenoot in hetzelfde huis in de stad.

‘In het begin belden ze op van de club. Hoe gaat het met je? Dat werd steeds minder. Ik was ervan overtuigd dat ik het aankon bij Zwolle, maar ik kreeg geen echte kans meer. Nee, Van der Haar was niet mijn beste trainer tot nog toe. Laten we het daarop houden. En als je overbodig bent, kan het snel gaan in het voetbal. Dan is de warmte snel verdwenen. Terwijl ik een gevoelsspeler ben. Als ik lekker in mijn vel zit, ben ik op mijn best. Ik ben altijd superkritisch op mezelf. Dat streven naar perfectie in de sport zit me soms in de weg.’

Hij liep nog stage bij Emmen. ‘Ik kon het lichamelijk nog niet aan bij het eerste elftal, en Emmen had geen beloftenteam.’ Toussaint voetbalde met de huidige profs Kingsley Ehizibue van Zwolle, Glenn Bijl van Emmen en met Richairo Zivkovic, voorheen van FC Groningen. Mark Diemers, nu van Fortuna Sittard, is een vriend. ‘Het is soms confronterend om ze op televisie te zien, terwijl ik bij de amateurs voetbal.’

Toussaint werd na een stageperiode bij Emmen geopereerd en probeerde tijdens zijn revalidatie ritme op te doen bij amateurclubs in het noorden. Momenteel speelt hij bij SWZ Boso Sneek uit de eerste klasse. Van zijn ouders hoefde hij geen prof te worden. ‘Ze vonden het jammer voor mij dat ik het betaald voetbal niet haalde, maar ze benadrukten vooral dat ik daarnaast een maatschappelijke loopbaan moest nastreven.’ Hij studeert nu Social Work op hbo-niveau en streeft nog steeds het hoogst haalbare na als voetballer.

Discipline

Afgevloeide talenten zijn niet alleen negatief over de opleiding tot voetballer. Ze spreken van een mooie ervaring. Ze hebben geleerd over discipline, doorzettingsvermogen, respect, voeding en wat dies meer zij. Verlegenheid is afgeschud. En opvallend is dat vrijwel iedereen weer naar een profclub zou gaan, mochten ze de kans krijgen.

Esajas is de moeder van voormalig prof Andwelé Slory, die onder meer voor Feyenoord voetbalde en twee keer het shirt van het Nederlands elftal droeg. Ook Slory’s zoons zijn grote talenten, van wie eentje in de jeugd van Feyenoord speelt. Mede daardoor, en omdat ze in het verleden tal van alarmerende verhalen hoorde, is Esajas geïntrigeerd geraakt door het lot van jeugdige voetballers in de talentenfabrieken van Nederland.

Zij acht jeugdtrainers niet volledig bevoegd als de sociaal-emotionele component ontbreekt. In het verleden dacht ze Hans van Breukelen achter zich te krijgen. Met hem voerde ze goede gesprekken over de nadere aanvulling van de trainersopleiding. Nu Van Breukelen is verdwenen als technisch directeur van de KNVB, zit het contact weer ‘muurvast’.

Junior Albertus probeert via amateurs terug te keren naar het betaald voetbal.Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant

Junior Albertus 

Eetbuien. Ruzie met zijn familie. Nadat hij was vertrokken bij Feyenoord ging het snel bergafwaarts met Junior Albertus (23). ‘Ik ging eten en nog eens eten. Ongezond voedsel. Veel patat. Ik kwam kilo’s aan. Ik voelde me waardeloos.’ Hij verhuisde naar Emmen, mede vanwege onenigheid thuis, en omdat hij daar kon komen voetballen. Uiteindelijk haalde Albertus daar één keer het eerste elftal, als invaller tegen RKC. Toen Emmen een andere spits haalde, Zeefuik, besefte hij ook daar overbodig te zijn.

Nu is hij terug bij moeder in huis. En bij een club in de buurt van Rotterdam. ‘De trainers hier hebben meer aandacht voor me dan bij Feyenoord’, zegt hij voor de training van HBSS uit Schiedam, een derdeklasser. Albertus is nog steeds te zwaar. Hij voetbalde vier jaar in de jeugd van Feyenoord, met onder anderen Rick Karsdorp, Sven van Beek en Vincent Janssen. Op een gegeven moment deed hij mee in A2 en A1, op één dag. De eerste helft in A2, het laatste half uur in A1. Van spitsentrainer Roy Makaay leerde hij onder meer met de binnenkant van de voet te schieten, in plaats van alles met de wreef.

Tijdens een gesprek op het eind van het seizoen beloofden ze hem dat hij in A1 zou komen. Kort voor het seizoen koos Feyenoord toch voor een andere spits. ‘Mijn mentale weerbaarheid was slecht. Ik werd door Feyenoord aan mijn lot overgelaten, toen ik opgaf. Ik kwam in een dip, met forse problemen. Ik was telkens te laat thuis. Het klikte niet zo met de nieuwe vriend van mijn moeder. Als ik thuis was, lag ik alleen naar mijn telefoon of naar films te kijken. Ik was depressief. 

‘Mijn drie broers waren ook teleurgesteld in mij. Ze zagen mij als groot talent en dachten dat ik zou slagen in het betaald voetbal. In Emmen kon ik opnieuw beginnen, maar ook daar is het niet gelukt. Via HHC Hardenberg en Sparta Nijkerk ben ik bij HBSS terechtgekomen. Mentaal ben ik nu veel sterker dan een paar jaar geleden, denk ik. Ik wist destijds niet dat het voetbal zo hard was.’

Hij noemt zichzelf balvast en ondanks zijn gewicht redelijk snel. Een echte spits, een afmaker. Een Engelse speler, die houdt van duels. Geboren in Willemstad, Curaçao, als kind met zijn moeder verhuisd naar Rotterdam. ‘Ik droom nog steeds van een rentree in het betaald voetbal.’

Verjaardagen mijden

Esajas noemt de uitkomsten van het onderzoek ‘schrikbarend.’ Voor menig kind, zeker voor kinderen uit sociaal gebroken gezinnen, is een mogelijke loopbaan als voetballer een levenslijn naar welvaart, en voor de familie eveneens. En dat terwijl de opleiding in zekere zin een fabriek is, een legbatterij van voetballers. Bij een afwijzing vallen zij ver terug, in materieel en mentaal opzicht. Dan is de talenten te weinig meegegeven. Hun eigenwaarde verdwijnt. Ze voelen zich mislukt. Ze vertonen gedrag van drop-outs. En menig ouder mijdt zelfs verjaardagen, omdat de grote verhalen over hun voetballende kind opdrogen.

Esajas: ‘Het mag niet zo zijn dat ze alleen met een bitter gevoel terugkijken op de jaren in de opleiding. Ze hebben te vaak het gevoel: ik heb gefaald, ik stel niets voor. Het is de bedoeling dat ze ook het gevoel krijgen gegroeid te zijn als mens, als persoonlijkheid. Het is heel wat als je bij zo’n club hebt gevoetbald, hoe de afloop ook is. De kinderen zijn vaak al sociaal zwak en niet zo mondig. De druk om het te maken is groot. Succes in het voetbal wordt gezien als uitkomst voor alle problemen. Voetbal gaat ze rijk maken, terwijl broertjes en zusjes vaak lijden onder de aandacht voor het voetballende kind.’

Esajas vindt ook dat clubs veel serieuzer in gesprek moeten met ouders. Zij doen het nu geregeld met een tienminutengesprek op het eind van het seizoen, inclusief de mogelijke afwijzing van hun kind, terwijl de clubs een groot deel van de opvoeding overnemen. ‘Het best zou zijn als ouders zich bundelden. Maar dat doen ze niet, want iedereen gaat voor eigen succes.’

Reactie KNVB

‘Wij vinden het hartstikke belangrijk dat iedereen op alle niveaus met plezier moet kunnen voetballen en kind moet kunnen zijn. Ook de sociaal-emotionele component is een belangrijk onderdeel van het Kwaliteit & Performance Programma, waarmee de KNVB betaaldvoetbalclubs en amateurverenigingen ondersteunt met het (voetbaltechnische) jeugdbeleid. We bekijken het beleid binnen jeugdopleidingen, onder meer op sociaal-emotioneel vlak, en zijn jaarlijks in gesprek met clubs om te helpen zich daarin verder te ontwikkelen.’